U bent hier
Niet iedereen gelijk in de thuisverpleging
In tijden van vergrijzing zal wel niemand moeten overtuigd worden van het belang van de thuisverpleging. De thuisverplegers krijgen terecht een grote waardering voor de sociale nood die ze lenigen. Maar doet iedereen het in die sector wel met gelijke middelen?
Het zal niet algemeen bekend zijn dat 70 procent van heel die sector wordt ingevuld door zelfstandige verplegers en verpleegsters. De georganiseerde vzw’s vallen misschien meer op, maar ze zijn niet belangrijker. Het zal evenmin zo goed bekend zijn dat die 70 procent zelfstandigen veel minder middelen van de overheid krijgen dan de grote vzw’s. En het verschil is onredelijk groot: slechts 7,7 procent van het geld voor de zelfstandigen, die zoals gezegd goed zijn voor 70 procent van de markt.
Hoe komt dat toch? De grote spelers op de markt – en dat is niet alleen het bekende Wit-Gele Kruis maar ook andere, vaak zuilgebonden organisaties - krijgen een tegemoetkoming voor administratiekosten, terwijl ze ook nog eens gemakkelijker werkkrachten tegen voordelige kosten kunnen aanwerven. Dat mag zonder meer een voorkeursbehandeling worden genoemd.
De forfaitaire tegemoetkomingen, die gelden sinds 2002, zijn duidelijk op maat gesneden van de grotere vzw’s. Die tegemoetkomingen zijn er voor wat men noemt ‘specifieke beheerskosten’, maar om daarvan te kunnen genieten moet er een hoofdverpleegkundige zijn, die ten minste zeven voltijdse verpleegkundigen onder zich heeft. Het is duidelijk dat samenwerkingsverbanden van zelfstandigen meestal met twee tot vier mensen zijn. Een erkenning zit er dus niet in voor de meeste zelfstandige verpleegdiensten.
Aan minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx (PS) vroeg ik de cijfers van die financiering. Ze antwoordde dat het Riziv in 2009 18,5 miljoen euro heeft uitbetaald aan erkende diensten voor thuisverpleging, waarvan 13,7 miljoen euro voor de vzw’s van de sterke christelijke zuil. De zelfstandige thuisverplegers moesten genoegen nemen met 7,7 procent van dat bedrag (of slechts een goede 1,4 miljoen). Je kunt moeilijk anders concluderen dan dat er twee soorten thuisverpleging bestaan, een verstrekt door zelfstandigen en een duurdere door grote vzw’s. Dat deze laatste versie ook kwalitatief beter zou zijn, kan niemand bewijzen, ook de minister niet.
Daarmee eindigt de scheeftrekking niet. Er is sinds 2007 ook nog een nieuw project lopend, waarbij zorgkundigen kunnen worden ingeschakeld, maar dan is het wel nodig dat die goedkopere werknemer onder toezicht staat van een verpleegkundige. Die gaan ook naar de grote organisaties, dus een nieuw concurrentievoordeel.
Goede huisvaders
De grote vzw’s wijzen doorgaans op de strengere arbeidsvoorwaarden voor wie met loontrekkenden werkt, maar of dat die grote verschillen ook rechtvaardigt is toch maar de vraag. Wij vinden in elk geval dat verpleegkundigen moeten worden vergoed voor wat ze doen en niet voor de omvang van hun secretariaat. Daarom pleiten we voor een meer billijke verdeling van de middelen op basis van nieuwe erkenningsvoorwaarden.
Niemand zal ontkennen dat grote organisaties, zoals het Wit-Gele Kruis, ook goed moeten gerund worden, maar dat verklaart ook niet alles. Uit de jaarrekeningen van de vijf provinciale vzw’s van het Wit-Gele Kruis blijkt dat ze in het boekjaar 2009 goed waren voor een totale winst van 16,3 miljoen euro. Proficiat, maar in datzelfde jaar kregen ze ook wel een toelage voor thuisverpleging van 11,1 miljoen. De financiële reserves van die vijf vzw’s zijn ook niet slecht: ruim 160 miljoen euro.
Ik neem echt wel aan dat de bestuurders van het Wit-Gele Kruis zich gedragen als goede huisvaders, zoals ze zelf zeggen, en dus een financiële reserve aanleggen. Maar iedereen die zelfstandig zijn boterham moet verdienen, weet ook dat een slecht beheer onverbiddelijk wordt afgestraft. Op kleinere schaal is de goede huisvader of huismoeder evenzeer een noodzaak. Dat moet dan wel gebeuren met veel minder geld van de overheid.