De zuivere idealist

Door Bart De Wever op 25 mei 2010, over deze onderwerpen: Cultuur, Politiek

Mijn vorige bijdrage, over het schaamteloze politiek zakboek van Quintus Tullius Cicero, lokte heel wat reacties uit. Veel mensen vroegen zich af of er al 2000 jaar dan werkelijk niets anders dan schijn, leugenachtigheid en machtswellust heersten in de roeping tot de res publica, wat theoretisch toch de hoogste roeping zou moeten zijn. Schreef Plato in zijn Politeia dan werkelijk naïeve onzin als hij inzicht, evenwichtigheid, moed en rechtvaardigheid vooropstelde als de kardinale deugden in een staatsbestel? Met veel genoegen wil ik het daarom hebben over een schoolvoorbeeld van hoe het anders kan.

Op 17 mei was het precies 150 jaar geleden dat Eduard Douwes Dekker, onder de aan Horatius ontleende naam Multatuli, zijn onvolprezen Max Havelaar publiceerde. Een roman, volgens de overlevering in drie maanden geschreven op een Brussels zolderkamertje, over de uitbuiting van de Javanen in Nederlands Indië en over het slecht bestuur van de kolonie. Het boek kreeg snel algemene erkenning en introduceerde begrippen als 'Barbertje moet hangen', 'droogstoppel' en 'wa(u)welaar' in de Nederlandse taal. Maar om die literaire faam had Douwes Dekker zijn roman, waar hij naar eigen zeggen zelf niet hoog mee opliep, helemaal niet geschreven. Hij zag het als een politiek manifest om de beschreven wantoestanden aan te pakken. Zeker het befaamde appèl aan koning Willem III in de roman moest dat klaar en duidelijk maken. Maar tot grote frustratie van auteur bleek de politieke dimensie de meeste lezers te ontgaan.

Amper vijf maanden na het verschijnen van zijn meesterwerk stelde Douwes Dekker zich dan maar zelf kandidaat voor de Tweede Kamer. Ter motivatie schreef hij zijn Aan de stemgerechtigden in het kiesdistrikt Tiel. Anders dan in het boekje van Cicero spreekt hier de zuivere idealist die niet rekent op manipulatie maar precies op het heldere inzicht van de kiezer. Douwes Dekkers stelde onmiddellijk dat geld en eer hem niet interesseerden, en dat hij eigenlijk niet eens zin had om in de Kamer te zetelen. Sterker nog, uit protest tegen de bestuurlijke onbeschoftheid zou hij het liefst van al zijn mandaat zo snel mogelijk weer neerleggen. De enige reden waarom hij zich kandidaat stelde, was om de kiezer een vonnis te laten uitspreken in 'het geding tussen Multatuli en het ministerie van Koloniën'.

Ook het schouwspel in de, naar het woord van de grote Nederlandse hervormer J.R. Thorbecke, 'wisselzieke Kamer' kon Douwes Dekker niet langer aanzien. De eindeloze en onvruchtbare debatten belemmerden het welzijn van het land. In die debatten durfden ministers doodgemoedereerd zeggen dat 'alles naar wensch gaat' en stelden uitgerekend de politici die aansprakelijk waren voor de malaise zich voor als degenen die het wel zouden oplossen. Volgens Douwes Dekker was het meer dan tijd dat de politici beseften dat het volk de onverschilligheid, de politique politicienne en het individualisme beu waren. De regering behoorde de belangen van het volk te behartigen, het materieel vooruit te helpen en te waken over zijn politieke rechten. En juist daarin bleef die regering in gebreke. 'Er kankert een diepe wonde in ons staatsbestuur. Middelmatigheid, onbekwaamheid, en numerieke sterkte in plaats van inhoud hebben zich weten voorop te dringen. (…) De personen die voordeel trekken uit die toestand, verdraaien uit eigenbelang voortdurend de waarheid opdat hun ongeschiktheid niet zou blijken uit de bittere vruchten van hun arbeid.' Dat was Douwes Dekkers staalharde oordeel.

Daarom was het zijn diepste overtuiging dat het tijd was voor verandering: 'Ik huiver om begrippen aan te kleven van diegenen die heil verwachten van streng behoud. Ik wens integendeel veel veranderd te zien. Ik begrijp niet hoe men, met het oog op de wrange vruchten die het bestaande voortdurend afwerpt, aan het bestaande kan vastkleven. Maar evenmin acht ik het wenselijk om de weg van het onoordeelkundig afbreken te betreden, vooraleer er iets nieuws in de plaats is gesteld.'

Douwes Dekkers trok dus naar de kiezer met de belofte van constructieve verandering, maar ook met de wijsheid dat de proef niet zit in 'wat hebt u beloofd?' maar in 'wat hebt u gedaan?' Tot slot gaf de auteur ons nog de mooiste campagnezin uit de Nederlandse taal mee: 'Niemand is zeker van de toekomst. Waar het slagen zekerheid ware, zou de verdienste van het pogen nietig wezen.'

Door Max Havelaar behoort Douwes Dekker intussen tot de absolute wereldliteratuur. Maar als politicus die het spel absoluut zuiver wilde spelen, wist de auteur slechts negen kiezers te overtuigen.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is