Alleen afbouw overheidsbelang in Belfius maakt komaf met politisering

Door Peter Dedecker op 13 november 2015, over deze onderwerpen: Belfius en Dexia
Alleen afbouw overheidsbelang in Belfius maakt komaf met politisering

Politiek bestuurde banken zijn geen haar beter dan private banken, integendeel. Nog jaren betalen we met z’n allen de factuur. Om herhaling te voorkomen is het principieel gezonder om het overheidsbelang in Belfius af te bouwen.

Etienne de Callataÿ stelt dat het debat over het statuut van Belfius als bank in overheidshanden betere argumenten verdient dan louter financiële (De Tijd, 12 november). Hij heeft gelijk. We moeten inderdaad verder kijken dan de kortetermijnwinst in de afbouw van de brutostaatsschuld, als daar minder activa tegenover staan.

De Callataÿ waarschuwt terecht voor de gevolgen van nationalisering in het bestuur van bedrijven, het afglijden naar kortetermijndividendpolitiek - zoals bij Belgacom lang het geval was - en vriendjespolitiek.

Het argument dat publiek aandeelhouderschap het overwegen waard is als er segmenten zijn die door de private banken niet bediend worden, is evenwel gevaarlijker. Dat hebben we geleerd uit het verleden van de voorganger van Belfius: Dexia en het Gemeentekrediet.

Het Gemeentekrediet werd destijds opgericht door de gemeenten om spaargeld bij de burger op te halen en uit te lenen aan de gemeenten. Uiteraard aan zo vriendelijk mogelijke tarieven voor de gemeenten. Lage marges dus. De enige manier om voldoende winstgevend te zijn (en te overleven) als je slechts kleine marges per krediet hebt, is massaal veel kredieten geven. Vele kleintjes maken één groot.

Dat was ook de strategie van Dexia: over heel de wereld werden leningen gegeven aan steden en gemeenten, in totaal voor 651 miljard euro, met looptijden tot zelfs 70 jaar. Een ‘normale’ bank was een stuk kleiner, ging niet verder dan 20 à 25 jaar, en hanteerde iets hogere tarieven.

Als de politiek het beleid van de bank bepaalt, met als expliciet doel de rente voor leningen aan de eigen steden en gemeenten laag te houden, is dat niet alleen zelfbediening op risico van de spaarder/belastingbetaler, maar ook een stimulans om het Dexia-scenario te herhalen en een gigantische bubbel te creëren om toch maar rendabel te zijn met kleine marges. De Nationale Bank geeft als toezichthouder dan ook terecht de raad aan Belfius om de portefeuille te verbreden, door minder te mikken op kredietverlening aan gemeenten en meer aan bedrijven.

De politieke druk bij een overheidsbank zou er niet alleen in kunnen bestaan om de marges laag te houden (en dus noodgedwongen de productie op te drijven) maar ook om soepeler om te gaan met de kredietwaardigheid van politiek bestuurde entiteiten zoals gemeenten en intercommunales die dat niet altijd verdienen. Het meest gekende voorbeeld is de failliete Amerikaanse stad Detroit, waar Dexia zomaar eventjes 343 miljoen euro aan geleend had. Dexia heeft over de hele wereld dergelijke kredieten uitstaan, maar ook dichter bij huis kennen we genoeg voorbeelden, en niet alleen Griekenland. Zelfs in eigen land beginnen er zich problemen te stellen.

Zo kleurt de Waalse begroting almaar roder. De Nationale Bank bepaalde met haar rapport van 20 oktober het Waalse begrotingstekort van vorig jaar op 786 miljoen euro. De Conseil Économique et Social Wallon verwacht dat dit tegen 2018 oploopt tot meer dan een miljard euro. Eén miljard euro te kort op een budget van 13 miljard euro, dat is verder weg dan ooit van het bedoelde evenwicht. Wallonië dreigt af te glijden tot een Griekenland aan de Maas, met de plaatselijke Syriza aan de macht.

Politieke druk op een overheidsbank voor kunstmatig goedkope kredieten aan minder kredietwaardige overheden moet dan ook uit den boze zijn. Er is vandaag (met onder meer ING) een sterk aanbod aan financiering van de publieke sector door de private banken. Als je van een commerciële bank geen lening krijgt aan een voldoende laag tarief, ben je misschien gewoon niet kredietwaardig genoeg.

De Callataÿ legt de prioriteit terecht bij 'een sterke regulering die, zonder verstikkend te zijn, voldoende strikt is en niet alleen de nadruk legt op kapitaalratio's maar ook op deugdelijk bestuur’. Dat klinkt logisch, maar het is in het geval van een overheidsbank minder evident. De huidige regering beschouwt Belfius terecht als een commerciële, private bank waarvan de aandelen in handen zijn van de overheid en waar de toezichthouder de nodige autonomie heeft om Belfius aan te manen zijn klantenportefeuille te diversifiëren (weg van de publieke sector, versterken van de kredieten aan bedrijven) en de winstgevendheid en leefbaarheid op termijn te verhogen.

Dat is echter geen zekerheid op termijn, zeker niet met andere partijen die een visie op overheidsbedrijven hanteren met een sterkere rol voor de politiek. Dan krijg je een situatie waarbij de politiek via de gemeenten de belangrijkste klant is van Belfius, de politiek de bank bestuurt, en de politiek tegelijk de toezichthouder benoemt.

Dat is vragen om problemen. Dat zagen we ook bij Dexia, waarbij diezelfde politiek nadien niet geneigd is op te treden tegen de verantwoordelijken. Zo verklaarde de Brusselse burgemeester Yvan Mayeur (PS) tijdens de discussie over de oprichting van een onderzoekscommissie in het parlement letterlijk het volgende: ‘De problemen met Dexia deden zich vooral voor in Frankrijk. Een onderzoekscommissie in ons parlement zou zich te veel focussen op de verantwoordelijkheid van onze mensen, onze politici.’ Een onderzoekscommissie mag dus niet, want we zouden bij onze politici uitkomen. Hoe cynisch eerlijk kan men zijn?

Net om die redenen, om dergelijke herhaling te voorkomen, lijkt het mij principieel gezonder het belang van de staat in Belfius af te bouwen, op een moment dat de financiële sterren daar het gunstigst voor staan. Politiek bestuurde banken zijn echt geen haar beter dan private banken, integendeel. Nog jaren betalen we met z’n allen de factuur. Dat niet meer opnieuw.

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is