U bent hier
Stadslucht
Ieder jaar probeer ik naar de reünie te gaan van mijn studentenclub uit de tijd dat ik studeerde aan de toenmalige Ufsia, tegenwoordig Universiteit Antwerpen. Tijdens hun studentenjaren woonden de meesten van de commilitones in de stad Antwerpen, hetzij op een studentenkamer hetzij in de ouderlijke woonst. Nu moet ik ieder jaar vaststellen dat ik één van de weinigen ben die twintig jaar later nog in de stad is gebleven. De anderen zijn verhuisd naar randstedelijke gemeenten, meestal gelegen langs een autosnelweg die uitgeeft op de Antwerpse ring. De suggestie van een verhuizing naar zo'n gemeente zou destijds nochtans op hoongelach of verbaal geweld onthaald zijn. Waar anders dan in een stad - of in het geval van Antwerpen zelfs 't stad - zou je als jongere immers liever willen wonen?
En toch, de lokroep van het suburbane Vlaanderen wordt op een gegeven moment onweerstaanbaar. De zoektocht naar een betaalbare gezinswoning in een goede buurt en naar een school met kinderen uit een sterke sociale omgeving (politiek correct taalgebruik om de term blanke school te vermijden), zuigt jonge koppels uit de steden weg. Het bevolkingsaantal van de grote steden mag dan wel sinds enkele jaren opnieuw stijgen, de uitwijkingscijfers van autochtonen tussen de 0 en 9 jaar en tussen de 30 en 39 jaar verraden het verhaal van deze witte vlucht. In 2008 verloor Antwerpen netto 3.122 inwoners met de Belgische nationaliteit, maar de inwijking van vreemdelingen deed de bevolking toch met 6.096 stijgen.
Het Vlaamse platteland verandert gestaag in een aaneengesloten voorstad waar de middenklasse thuis is. Getuige daarvan de alarmkreet in deze krant (DS 6 september) dat er volgens de normen van Eurostat nog welgeteld drie landelijke gemeenten overblijven. De randstedelijke drang van de Vlaming neemt daarmee langzaam maar zeker dramatische proporties aan. Te meer daar deze drang misschien wel historisch verklaarbaar is, maar inmiddels wel ingaat tegen de internationaal heersende tendens. In de ons omliggende landen loopt het platteland immers leeg en werpen stedelijke metropolen zich op als de ordenende bakens van de geglobaliseerde wereld.
Karel Van Isacker - aan wiens recente overlijden onze kranten slechts een Wikipedia-stukje wisten de besteden - waarschuwde in zijn pamflet Het Land der Dwazen al voor het opofferen van het landelijke Vlaanderen aan talloze verkavelingen overgoten met beton. De Jezuïet stelde toen nog hoop in de rebellerende jeugd om de trend te keren. De weemoed in het latere boek Mijn land in de kering sproot allicht voort uit de vaststelling dat ook de generatie van mei '68 inmiddels overwegend in een fermette was terechtgekomen. De romantische droom van het sociaal geïntegreerde, landelijke leven waar het individu nog geworteld is in een gemeenschap en in een rechtstreeks verband leeft met de natuur, is voorgoed verloren.
Vlaanderen dreigt echter twee keer te verliezen. Verloren de dorpen hun sociale cohesie door een te veel aan middenklassers, dan verliezen de steden hun draagkracht door een gebrek aan middenklassers. De steden blijven steeds meer achter als trekpleister van jonge allochtonen en bejaarde autochtonen. Hun sociaal weefsel gaat er stelselmatig op achteruit terwijl ze door toenemende verkeerscongestie, lucht- en geluidsvervuiling en de ruimtelijke segregatie van bevolkingsgroepen wel de maatschappelijke prijs van de peri-urbanisatie moeten betalen. Wat allicht dan weer een bijkomende motivatie is voor de overblijvende middenklassers in de stad om hun soortgenoten te gaan vervoegen in het Vlaamse suburbia. Op die manier dreigen we de kans op een stedelijke renaissance te missen, de ontwikkeling van de stad tot een knooppunt dat een nieuwe gemeenschap creëert door de kruisbestuiving van individuen die er elkaar cultureel, economisch en sociaal ontmoeten. Steden hebben daarvoor een project nodig waarmee de inwoners zich kunnen identificeren en dat hen versterkt door het koesteren van een collectieve ambitie en fierheid. Zo'n project kan echter niet gedragen worden door steden die worden gedomineerd door de extreme segregatie tussen een nieuw stadsproletariaat enerzijds en een smalle laag van zeer rijke inwoners anderzijds.
Aristoteles wist al dat een politieke en sociale gemeenschap niet kan bestaan zonder een mediërende middenklasse. De uitdaging is dus om onze steden dringend aantrekkelijker te maken voor inwoners die de brug slaan tussen het getto en de gated community. Laat ons het aloude 'stadtluft macht frei' nieuw leven in blazen.