U bent hier
Gelijkheid is vrijheid, leugen is waarheid
Van 4 tot 6 december hield de Académie Royale de Belgique - die zichzelf, tussen haakjes, nog steeds als de enige erfgename beschouwt van de aloude Academie van Maria Theresia en de Vlaamse Academie als weinig meer dan een jonge zus - een boeiend colloquium over de vrije meningsuiting: “La liberté d’expression. Menacée ou menaçante ? Jusqu’ou penser, parler, écrire librement ?”
De belangstelling vanuit Vlaanderen was jammer genoeg zeer beperkt. Al dient eraan toegevoegd dat men omgekeerd ook geen moeite had gedaan: op drie Arabische en één Hongaarse spreker na waren alle sprekers Franstaligen. Dat neemt niet weg dat het een erg boeiend colloquium was, waarvan ik hier helaas maar enkele elementen kan bespreken. Persoonlijk werd ik overigens hartelijk ontvangen door de organisator, professor Hervé Hasquin, oud minister-president van de Franse Gemeenschapsregering, van liberale signatuur.
Desondanks zal de lezer het me niet kwalijk nemen dat ik mijn pijlen richt op één van de lezingen, namelijk die van de hoogleraar filosofie Edouard Delruelle uit Luik, die jaren onderdirecteur was van het bekende Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Onder de titel “Discours, violence, civilité” hield hij een goed uitgekiend pleidooi voor de bestaande wetten die de vrijheid van meningsuiting inperken, zoals de antiracismewet en de antidiscrimatiewet. Daarbij gebruikte hij drie ‘trucs’ om de vrijheid van meningsuiting in te perken, die een zeer goed voorbeeld geven van het soort redeneringen die een bepaalde linkerzijde hanteert.
Taalkunde misbruikt
Op de eerste plaats rechtvaardigt hij de inperking van de vrijheid van meningsuiting door te stellen dat een hele categorie van uitingen gewoon geen meningsuitingen zijn, maar handelingen. Dat wordt verpakt met een saus uit de algemene taalwetenschap, die bepaalde vormen van taalgebruik ‘performatief’ noemt. Een goed voorbeeld is ‘ik beloof’: daarmee ‘doet’ men iets, namelijk zich verbinden - wat niet wil zeggen dat het niet tegelijk een mening kan uitdrukken. De taalkunde wordt hier echter misbruikt om te stellen dat haat en discriminatie geen meningen zijn omdat men er iets mee ‘doet’, namelijk aanzetten.
De tweede truc bestaat erin te stellen dat de vrijheid van meningsuiting in feite maar kan gebruikt worden als men daartoe de middelen heeft, dat niet iedereen dezelfde middelen heeft, en dat er dus maar sprake kan zijn van vrijheid van meningsuiting voor zover iedereen in feite gelijke kansen heeft om zijn mening te uiten. De vrijheid wordt gereduceerd tot een eis van gelijke kansen en daarmee eigenlijk afgeschaft onder het mom van het waarborgen van die vrijheid zelf. Het Ministerie van Waarheid uit George Orwells satirische toekomstroman ‘1984’ zou het niet beter gekund hebben!
Als derde truc stelt Delruelle terecht dat er geen vrijheid van meningsuiting is wanneer mensen elkaar met geweld in plaats van met woorden bejegenen. Vervolgens definieert hij geweld echter zo ruim dat elk taalgebruik dat hem niet zint een vorm van geweld wordt genoemd en dus buiten de vrijheid van meningsuiting valt. Ook hier kan het Ministerie van Waarheid nog wat van leren.
Modern obscurantisme
Gelukkig waren er op hetzelfde colloquium ook sprekers die de politieke correctheid en aantasting van de vrijheid van meningsuiting fileerden, zoals onder meer de Franse specialiste grondwettelijk recht Anne-Marie le Pourhiet en de Hongaarse rechter in Straatsburg Andras Sajo. Zij legden de vinger op de wonde door aan te tonen hoe de vrijheid net afgeschaft wordt door ze afhankelijk te stellen van de gevoeligheden van de diverse toehoorders. Philippe Nemo ten slotte herinnerde eraan dat de wetenschap maar is kunnen opbloeien vanaf de twaalfde eeuw door de doctrine van Abelardus dat het recht, en zeker het strafrecht, zich enkel met daden van mensen mocht bezighouden en het oordeel over gedachten en intenties, hoe zondig ook, aan God diende te worden overgelaten. Waaruit nogmaals blijkt dat onze ‘Verlichte’ tijd weleens meer aan obscurantisme zou kunnen lijden dan die duistere Middeleeuwen.