U bent hier
De stem van de Vlaamse doven
Precies vijf jaar geleden was er groot nieuws voor de Vlaamse doven. Op 26 april 2011 stemde het Vlaams Parlement unaniem het voorstel van decreet dat de Vlaamse Gebarentaal (VGT) erkende als de officiële taal van doven, en bij uitbreiding van alle Vlaamse gebarentaalgebruikers. Maar hoe luid klinkt de stem van Vlaamse doven intussen? Parlementslid en Gemeenschapssenator Helga Stevens publiceerde het onderstaande opiniestuk op deredactie.be.
Eerst even een misvatting van veel horende mensen de wereld uithelpen: er bestaat geen ‘internationale gebarentaal’. Er is geen grensoverschrijdend soort Esperanto voor doven. Gebarentaal verschilt van land tot land. België telt 2 gebarentalen: de Vlaamse Gebarentaal en de Frans-Belgische Gebarentaal. Voor dove Vlamingen is VGT zeer belangrijk. Voor velen is het immers de eerste taal, met het gesproken Nederlands pas op de tweede positie. In tegenstelling tot het gesproken Nederlands is de Vlaamse gebarentaal volledig toegankelijk voor dove mensen. Het is een visueel-gestuele taal met een eigen grammatica en woordenschat.
Lang werden gebarentalen nochtans niet voor vol aanzien. Ze werden zelfs als minderwaardig beschouwd tegenover gesproken talen. In 1880 besloten hoofdzakelijk horende leerkrachten tijdens een internationaal congres in Milaan dat ‘de orale methode’ moest worden gebruikt in de opvoeding van dove kinderen. Men meende dat dove mensen in de samenleving pas voor vol konden worden aanzien eens ze konden spreken.
De gevolgen voor de dovengemeenschap waren rampzalig: het gebruik van de gebarentaal werd verboden en op dovenscholen werden dove leerkrachten geweerd. Spraakvaardigheid werd ingepompt, wat ten koste ging van algemene taal- en kennisverwerving. Hoe valt anders te verklaren dat veel doven ouder dan 35 à 40 jaar de grootste moeite hebben met begrijpend lezen en schrijven?
Waarom een officiële erkenning van de Vlaamse Gebarentaal?
Zijn wij doof of zijn het de horende mensen die geen gebarentaal kennen? In het spoor van de taalkundige erkenning van de gebarentaal, kwam vanuit de dovengemeenschap in de jaren 1990 de vraag naar erkenning van gebarentaal als eerste taal of als minderheidstaal. De dovengemeenschap beschouwt zich als een taalkundige minderheid, niet als een ‘groep gehandicapten’. Als we anders zijn, is dat omdat we ons bedienen van de gebarentaal. Wij zien onszelf als een aparte taalgroep. Een beetje zoals de Friezen binnen Nederland. Of de Catalanen binnen Spanje. Of de Brusselse Vlamingen in de hoofdstad? Hoewel de vergelijking waarschijnlijk wat mank loopt, is ze illustratief voor hoe de dovengemeenschap zich verhoudt tot de horende wereld.
Neem de gebarentaal weg en we staan met lege handen. Gebarentaal is voor ons de sleutel tot integratie, tot participatie in de horende maatschappij. Om dezelfde reden bleef de gebarentaal ondanks alle verboden en onderdrukking hardnekkig voortbestaan. Met de erkenning van de Vlaamse gebarentaal verwierven we eindelijk officieel het recht om de gebarentaal te gebruiken in het openbare leven. In 2006 hoopten we dat de erkenning zou zorgen voor een betere zichtbaarheid van dove mensen en hun taal in het openbare leven, meer gebarentaal in het onderwijs en een toegankelijker Vlaanderen door een brede inzet van tolken Vlaamse Gebarentaal en meer gebarentaal op televisie.
Een Nederlandstalige in een klas vol Chinezen
Het is geen slechte zaak dat de meerderheid van dove leerlingen geïntegreerd is in het gewoon onderwijs. Maar ondanks grote inspanningen zijn dove leerlingen niet in staat honderd procent van de lessen te volgen. Ik spreek uit ondervinding als ik zeg dat liplezen zeer vermoeiend is. Dat hou je geen uren vol. Je bent dus aangewezen op de goede wil van de leerkracht en medestudenten. Die situatie leidt tot frustraties bij iedereen. Een tolk Vlaamse Gebarentaal stelt je in staat de lessen te volgen zonder de klas of de juf of meester te belasten terwijl je actief kan meewerken in de klas. Hoewel de budgetten zijn toegenomen, moeten dove leerlingen het nog steeds stellen met gemiddeld 6 tot 10 tolkuren per week. Stel je eens voor dat je als enige Nederlandstalige in een klas zit waar iedereen Chinees spreekt.
Een spijtig gevolg is dat het zogenaamde watervaleffect bij dove leerlingen dubbel zo hard speelt: velen eindigen in het beroepsonderwijs. En dat terwijl doven statistisch gezien niet slimmer of dommer zijn dan horende mensen. Een spijtig gevolg is dat veel te weinig Vlaamse doven een universitair diploma op zak hebben. De weinigen die doctoreren, vluchten naar het buitenland omdat ze in Vlaanderen niet de nodige faciliteiten krijgen. Van een brain drain gesproken!
Zoek de tolk
Sinds enige tijd zetten steeds meer theaters en culturele centra tolken VGT in om toneelvoorstellingen toegankelijker te maken voor doven. Dankzij de ondertiteling van programma’s op de VRT stoot Vlaanderen door naar de Europese top. Spijtig genoeg wordt gebarentaal nog steeds stiefmoederlijk behandeld op de VRT-zenders. Over de commerciële zenders zwijgen we beter.
De grootste vooruitgang werd geboekt op vlak van werk. En dat gebeurde dankzij de VDAB. Al voor 2006 bestond de mogelijkheid om tolkondersteuning te krijgen op de werkvloer. Toen de VDAB de verantwoordelijkheid voor de activering en begeleiding van personen met een handicap overnam, kwam dit in een stroomversnelling. Er is nu een duidelijk beleid ten aanzien van dove werknemers en werkzoekenden.
In de ziekenhuizen is het voor doven dan weer huilen met de pet op. Hoewel dit een federale bevoegdheid is, wil ik ze niet onvermeld laten. Personen van allochtone afkomst kunnen gebruikmaken van een interculturele bemiddelaar of tolk. Dove patiënten moeten hun plan trekken of op eigen kosten een tolk meebrengen. In feite verschilt de behandeling van dove patiënten niet zoveel van de behandeling die Vlaamse patiënten ‘genieten’ in de Brusselse Franstalige ziekenhuizen.
Vandaag vieren we geen papieren tijger. De officiële erkenning van de Vlaamse Gebarentaal was een belangrijke mijlpaal voor de Vlaamse doven. Maar het werk is niet af. Naar goede Belgische gewoonte stuiten we overal op een hopeloze versnippering van bevoegdheden. Een gevolg is dat de Vlaamse erkenning geen gevolgen had op het federale niveau. Een fundamenteel probleem is volgens mij dat een globale visie op de integratie van de dovengemeenschap in de Vlaamse ‘horende’ maatschappij ontbreekt. Als er al een visie is, wordt die te vaak bepaald door horende experts, zonder inspraak van doven. Is het niet stilaan tijd dat we een definitieve streep trekken onder de negentiende-eeuwse betutteling?
Want doven hebben wel degelijk een stem.