U bent hier
De natie Europa
Op maandag 1 oktober overleed Eric Hobsbawm. Een historicus die behalve om zijn marxistisch engagement, vooral bekend zal blijven om zijn analyse van de 19de eeuw en zijn bijzonder kritische visie op het nationalisme. Tegelijk verscheen er vorige week net een boekje dat zich bedient van alle truken die Hobsbawm het nationalisme ten kwade duidde. Het gaat om Voor Europa! , een pamflet waarin Daniel Cohn-Bendit en Guy Verhofstadt pleiten voor de oprichting van een Europese federale staat. Net zoals Hobsbawm, die waarschuwde voor het gebruik van de geschiedenis door het nationalisme, razen de auteurs daarin eerst bladzijden lang tegen de historische fabeltjes van de natiestaten. Om vervolgens zelf een geschiedenis uit te vinden om hun nationalistische droom over Europa te stutten.
De auteurs poneren dat nationalisten in de 19de eeuw de eens in een harmonieuze diversiteit levende Europeanen dwongen om te kiezen voor één staat, één taal, één identiteit. Het gevolg daarvan waren conflicten met de wereldoorlogen als hoogtepunt. Daarna oversteeg Europa de verdeling, tot vandaag het gruwelijke nationalisme weer de kop op steekt. Voor deze centrale historische stelling zou je als lezer wel enige onderbouwing of minstens een woordje uitleg verwachten. Maar helaas, voor de auteurs is dat niet nodig. Voor hen moge het gewoon duidelijk zijn dat de geschiedenis uiteindelijk moet uitmonden in één wereldstaat, en dat de nationale staten moeten verdwijnen. Weg met alle achterhaalde nationale symbolen, want Verhofstadt en Cohn-Bendit hebben nieuwe helden om te adoreren: de mannen en vrouwen die Europa groot hebben gemaakt. 'De inzet van de Europese pioniers was immers enorm. Hun visie was hun weldaad. De resultaten (...) waren fenomenaal. (....) Één generatie politieke leiders bewerkstelligde in Europa wat duizend jaar daarvoor onmogelijk bleek.' Zelfs een 19de-eeuwse nationalist zou blozen bij het verzinnen van zo'n pompeuze retoriek.
Ook aan een ontstaansmythe - volgens Hobsbawm een vast ingrediënt van nationalisme – voor hun Europa hebben Verhofstadt en zijn vriend gedacht. Voor hen is 'Europa in de loopgraven van Verdun en in de dodenkampen ontstaan. Europa heeft de vuurproef al doorstaan. De Europese eigenheid, die een breuk vormt met de geschiedenis, bestaat erin een geopolitieke ruimte te scheppen zonder oorlog en zonder dat een bepaald land de hegemonie opeist.' Europa is dus ontstaan uit een breuk met de geschiedenis die haar eigenheid bepaalt, een identiteit die men dient te 'vrijwaren en koesteren'. Maar hoe herken je dan Europeanen? 'Niet zozeer aan hun huidskleur, hun nationaliteit of hun taal, als wel aan hun manier van denken en van doen. Hun kijk op de mensen en de dingen. Hun manier van leven die je elders in de wereld zelden aantreft.'
Deze onwaarschijnlijke prietpraat larderen ze met een flinke geut chauvinisme. Want een 'verenigd Europa zal het machtigste en welvarendste continent zijn - welvarender dan Amerika en machtiger dan al de nieuwe imperia samen.' Of voor wie het dan nog niet beseft: 'De Europese Unie is wellicht het beste wat het oude continent de voorbije millennia is overkomen.' Je zou voor minder superioriteitsgevoelens krijgen: 'Wij, Europeanen, waren de eersten die de universele rechten en vrijheden afkondigden en de democratie tot norm hebben verheven.'
Een volgend ingrediënt van het 19de-eeuwse nationalisme volgens Hobsbawm is de nationale revolutie. Verhofstadt en Cohn-Bendit schrijven dat ook de EU voor. Want 'geen enkel parlement van geen enkel land ter wereld kreeg ooit de macht in de schoot geworpen. Nooit! Een parlement moet zijn macht veroveren. Want wees niet naïef. De oude natiestaten van Europa zullen niet zonder slag of stoot hun macht afstaan'. Bijgevolg moeten de burgers in 2014 een profederalistisch parlement verkiezen dat zich uitroept tot constituante, een grondwet maakt en dit via referenda in heel Europa invoert. Wie het afwijst, gaat eruit. Als harde nationalisten een staat willen stichten, moet het immers een beetje vooruit gaan. De nieuwe Europese staat mag volgens de auteurs zeker geen superstaat heten, maar trekt wel ongeveer alle bevoegdheden naar zich toe. En Europa zal uiteraard belastingen heffen, want 'als mensen voor iets moeten betalen, krijgen ze er automatisch belangstelling voor'.
Kortom, wie eens een voorbeeld wil lezen van hoe volgens Hobsbawm gestalte kan worden gegeven aan een nationalistisch project, moet Voor Europa! ter hand nemen. De bijwijlen lachwekkende retoriek - 'thans is ons vaderland Europa, ons volkslied de Ode aan de Vreugde, onze vlag de hemelsblauwe wimpel met twaalf sterren' - maakt bovendien pijnlijk duidelijk hoe bekrompen en angstaanjagend een nationalistisch project kan zijn als het niet is gebaseerd op een waarachtig streven naar inclusief burgerschap en democratische verdieping.