U bent hier
De koning verdeelt
Koning Albert II is in zijn kersttoespraak veel te ver gegaan, vindt N-VA-voorzitter Bart De Wever. De Wever antwoordt met een opiniebijdrage in De Standaard (27/12/12). De centrale stelling: in een moderne democratie hoort een vorst niet aan politiek te doen. Dat zouden de ervaringen van zijn vader Leopold III in die zo veelbesproken jaren dertig hem toch geleerd moeten hebben?
"Vertrouwen is het cement van de samenleving. Maar je kan het niet opleggen, het moet groeien tussen mensen." De boodschap van vertrouwen, respect en samenhorigheid die de Nederlandse koningin Beatrix op Kerstmis bracht, staat in schril contrast met de opmerkelijke kersttoespraak van onze eigen vorst. Toch is het citaat niet van Beatrix zelf. In een constitutionele monarchie richt de soeverein zich immers tot de bevolking namens de regering. Als Beatrix spreekt, is de regering aan het woord. Iedere Nederlander weet dat ook: het zijn de woorden van Mark Rutte, niet de hoogstpersoonlijke mening van Beatrix. Nederland kiest uitdrukkelijk voor het model van een 'verenigend koningschap'. Dat is de gang van zaken in een normale democratie waar nog een monarchie bestaat.
Maar bij ons schrijft de koning zijn toespraak zelf. In zijn memoires zegt Jean-Luc Dehaene daarover: "Het Paleis bepaalt autonoom de thema's en schrijft de basistekst: daar ben ik als premier nooit in tussenbeide gekomen. Ik kreeg de tekst wel voorgelegd tijdens een audiëntie. De inhoud moet nu eenmaal politiek gedekt zijn door een minister." De vorst heeft dus het initiatief en is daar volledig autonoom in.
Een mooi voordelenpakket
Dat is een relatief recent gegeven. Pas sinds 1961 houdt de koning een kersttoespraak en pas twintig jaar later zou hij zich ook op 21 juli jaarlijks tot de bevolking richten. Tot 1892 sprak de koning wel tot de verenigde kamers van het parlement. Maar met de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht deden de eerste socialisten hun intrede in het parlement. De traditie van de koninklijke toespraak werd daarop stopgezet, want men vreesde te veel voor heibel tussen de koning en de toen nog republikeinsgezinde sociaaldemocraten. Daardoor zou de koning in politiek vaarwater komen en zijn neutraliteit verliezen.
Het sleutelwoord is gevallen: 'neutraliteit'. In een democratie moet een vorst boven de politiek staan om de gehele natie te kunnen vertegenwoordigen.
In 2011 verwees de koning naarThe English constitution van Walter Bagehot waarin de koninklijke rechten opgesomd staan:the right to be consulted, the right to encourage, the right to warn. Op dat recht om te waarschuwen kan het Hof zich dus beroepen om politieke boodschappen tot het publiek te richten. Maar Bagehot schreef zijn tekst lang voordat er massamedia bestonden. Hij beschrijft het evidente recht van een koning om tijdens audiënties zijn mening te zeggen. Daarom bestaat trouwens het colloque singulier. Wat de koning zegt, moet binnenskamers blijven en wordt zeker niet publiek bekendgemaakt. Meer nog, voor publieke uitspraken is de koning, conform artikel 88 van de Grondwet, onverantwoordelijk. Men kan alleen de regering om uitleg vragen.
In ruil voor een correcte invulling van zijn rol, geniet de vorst in België een aanzienlijk pakket voordelen die vaak als zogeheten 'grondwettelijke gewoonte' (wat feitelijk wil zeggen: zonder enige rechtsgrond) gelden. Hij betaalt geen belastingen (zijn bezoldigde familieleden evenmin trouwens) of accijnzen, mag zijn personeelskosten afwentelen op de gemeenschap, moet niet instaan voor het onderhoud of de kosten van zijn onroerend goed, mag zich gratis met legervliegtuigen naar zijn talrijke vakantiebestemmingen begeven, mag door de belastingbetaler gefinancierde boten verzamelen, en ga zo maar door.
Leopold III in de jaren dertig
Albert II vult zijn rol echter niet correct in. Hij heeft de weg gekozen van een 'verdelend koningschap'. Zijn kerstboodschap was daarvan een triest hoogtepunt.
Voor alle duidelijkheid, als de koning het heeft over de populistische betoogtrant van de jaren dertig, dan voel ik mij daar niet door aangesproken. Meer nog, zoals Leo Strauss schreef, is een reductio ad hitlerum een discussie-beëindigende stoplap die alleen maar wijst op het intellectuele onvermogen van de gebruiker ervan om op basis van rationele argumenten het debat verder te zetten. Wat mij betreft is het gesprek daarmee opgehouden.
Maar de verwijzing naar de jaren dertig is om een andere reden wel erg relevant. Want ook toen werden we geconfronteerd met een vorst die geen vrede nam met zijn neutrale rol. Leopold III wenste politieke keuzes te maken, desnoods tegen de regering in. Hij ging tijdens de oorlog zelfs op de koffie in Berchtesgaden. Het leidde tot de zwaarste institutionele crisis ooit, waardoor het land op de rand van een burgeroorlog kwam te staan. Leopold III moest aftreden en de wankelende Belgische troon bleef alleen overeind door de massale steun van het Vlaamse landgedeelte.
Albert II zou dus, na de ervaringen van zijn vader, beter moeten weten. Een politiek koningschap valt niet te rijmen met een democratie. De premier had bij nalezing van de tekst de koning op zijn democratische plichten ten aanzien van alle burgers moeten wijzen. Dat Elio Di Rupo dat niet heeft gedaan en de politieke dekking voor deze toespraak gaf, is zonder meer schandalig. De koning en de PS hebben elkaar kennelijk gevonden in hun afgrijzen van de democratische keuze van een groot deel van de Vlaamse bevolking. De PS kan zich daarbij laf verstoppen achter de troon. Maar een verdelende koning zet zichzelf onvermijdelijk vol in de wind.
Nederland gidsland
Zo is het maar de vraag hoe de koning zijn rol nog kan spelen als spelverdeler na de federale verkiezingen. Tijdens de lange regeringsformatie na de verkiezingen van 2010 koos Albert II gedurende 72,49 procent van de tijd voor een socialist aan het roer. Ikzelf kreeg 6,6 procent van die periode het initiatiefrecht toebedeeld. Dat was op geen enkele manier in overeenstemming met de verkiezingsuitslag. Het colloque singulier belet me er meer over te vertellen, maar uit die cijfers alleen al blijkt dat de koning toen al alles behalve een neutrale scheidsrechter was. Albert II is de actieve bondgenoot van het status-quo.
In Nederland, waar het probleem van een opiniërende monarch zich nochtans niet stelt, heeft men op dergelijke situaties geanticipeerd. Daar wordt sinds 1 mei 2012 het formatieberaad geleid door de voorzitter van de Tweede Kamer (te vergelijken met de Kamer bij ons). De recente Nederlandse regeringsformatie toonde aan dat het systeem - ondanks de scherpe politieke tegenstellingen - werkt. Een grondwetswijziging was daarvoor niet nodig, want hoe de regering wordt geformeerd staat er niet in beschreven. Via een eenvoudige wijziging van het reglement van de Tweede Kamer eigende het parlement zich die bevoegdheid toe.
Juridisch gezien is de situatie in België identiek. Grondwetsartikelen 96 en 104 bepalen alleen dat de koning de ministers en staatssecretarissen benoemt. Over de regeringsformatie wordt niet gesproken. Het is dus mogelijk om zonder grondwetswijziging de formatie toe te vertrouwen aan het parlement. Het volstaat om bij de eerste samenkomst van de Kamer ná de verkiezingen van 2014 een eenvoudige aanpassing van het Kamerreglement te goed te keuren. Die wijziging kan zonder bijzondere meerderheden waartegen men geen alarmbelprocedures en belangenconflicten kan inroepen of eindeloze procedures bij het Grondwettelijk Hof kan starten. Er worden immers geen wetten gewijzigd, alleen een intern reglement. Een gewone meerderheid in het parlement beslist, zonder grendels of veto's. Zoals dat in een democratie hoort.